dinsdag 12 juli 2011

kinderen

Opgepast! Spelende kinderen!
Het is vakantie en je ziet de borden weer overal, in alle kleuren en formaten.
Met soms wonderlijke teksten.
Wat dacht je van deze: 'Wees paraat, kinderen op straat.'
Dat lijkt mij eerder een oproep van de bond voor pedofielen.

Rij het hele land rond en tel het aantal spelende kinderen dat je op straat aantreft, je hebt geen twee handen nodig.
Op straat zie je vooral oudere mensen die op de fiets hun leven hopen te rekken.
En hier en daar een joggende medemens.
Maar geen kinderen.
Die zijn al lang gebunkerd, opgesloten, ver weg van de boze buitenwereld.
Het kwaad loert immers overal.

En nu lees ik in de krant dat kinderen ook bang worden van het journaal.
Teveel slecht nieuws.
Beangstigend.
Ik vraag me toch af wat veel ouders hun kinderen inlepelen.

maandag 11 juli 2011

papa

Ik zie hem lijden.
Ik zie mijn moeder in al haar verwarring onbegrijpend toekijken.
Ik zie mijn broer dokter wanhopig proberen te redden wat er nog te redden valt.
En wat zal dat dan zijn?
Hij is 85, moegestreden.
Laat hem gaan.

zaterdag 9 juli 2011

wies

Ik ben een getuige van jehova van het toeval.
Een goede vriendin van mij, een rondborstige blondine die ik veel te weinig zie, gelooft dat alles in de sterren staat geschreven.
Volgens mij staat in die sterren niets geschreven, geen bal, geen fluit.
Volgens mij raast het toeval door het heelal.

Het rare is dat heel weinig mensen mijn mening delen.
Ik zal dus wel fout zitten.
Maar toch.
Al die godsdiensten, al dat geloof, wat hebben ze toch niet aangericht.

Ik geloof dat God zich omkeert in zijn graf.

donderdag 7 juli 2011

zwart

Vandaag heb ik langs de weg een reclamebord gezien, dat me een beetje verbijsterde. Nu, als je in Haspengouw rondtoert in deze periode van het jaar, dan weet je dat je om de vijftig meter een of ander fruit aangeboden krijgt.
In het zwart, dat spreekt, maar daar kraait geen haan naar, en voor mij hoeft dat ook niet. Waarom niet? Dat weet ik ook niet.

Je leest dan natuurlijk ook wat, schrijffouten waar je mee lacht of die je verontwaardigen, afhankelijk van het humeur van de dag, zeker?

Maar het reclamebord (in Ulbeek) waar ik het over heb gaat zo: 'Nieuwe! Handgeraapte aardappelen!!!

Handgeraapte aardappelen? Zo'n bericht had ik nog nooit gelezen, en ik loop hier toch al enkele decennia rond.
Ik vind: wij mogen een beetje overdrijven, maar we mogen niet overdrijven.
Handgeplante prei? Handgezaaide boontjes op een bedje van vers kippenmest, uiteraard van 'kippen met een natuurlijke uitloop'.

De hang naar gezond groen mag voor mij best groot zijn. Het kan niet gezond genoeg zijn (zolang sigaretten en bier niet duurder worden).

Maar handgeraapte aardappelen? En waarschijnlijk heeft nog een of andere gekleurde medemens die in zijn of haar besmette pollen gehad!
Het idee alleen al!

woensdag 6 juli 2011

onding

Poetsvrouw, het is een gevaarlijk beroep.
Mijnwerkers, rugbyspelers, zelfmoordterroristen, het zijn mietjes vergeleken met sommige poetsvrouwen.

Zo vertelde onze eigenste poetsvrouw het-haren-ten-berge-doen-rijzende verhaal van een eigenste ervaring.

Zij was aan het werk bij een gestoorde multimiljonair, ze lag op haar knieën het stof af te vegen van een mini Mingvaas toen de gestoorde multimiljonair plotseling helemaal naakt voor haar stond, en ze stond oog in oog met zijn opgericht onding.

Zij keek het strak in de ogen en noemde haar prijs: 183.214 euro.

Het opgerichte onding werd plots helemaal slap en zo ontsnapte Daniela aan een van de gruwelijkste verkrachtingen uit de geschiedenis.

Voorwaar ik zeg u, poetsvrouwen, je mag ze nooit onderschatten.

maandag 4 juli 2011

gedicht

Omdat ik nogal in gedichten geïnteresserd ben, heeft men me wel eens gevraagd wat ikzelf het beste gedicht vind dat ik gelezen heb.

Het wordt trouwens niet alleen aan mij gevraagd hoor, grotere kenners van de letteren dan ik worden regelmatig met de vraag geconfronteerd.
Enerzijds logisch, anderzijds: heeft kennis met smaak te maken?
Over smaak kan je discussiëren, ik ben niet de eerste en ook niet de laatste die deze dooddoener gebruikt.
Ik vind wel dat er brol is en kwaliteit.
Los van smaak dus.
Als je niks kunt en toch iets produceert, ja, dan lijkt het me logisch dat je vindt dat over smaak niet te discussiëren valt.

Marquez

Ik was straks een berichtje aan het schrijven, en daarvoor had ik een zin nodig van Gabriel Garcia Marquez.

Toen ik het boek aan het doorbladeren was, stuitte ik op een passage die ik reken tot de top van de wereldliteratuur.
Ik lieg niet als ik zeg dat ik telkens weer tranen in de ogen krijg als ik die passage lees. Vind je het maar niks, dan is dat je goed recht, maar spreek me dan asjeblief nooit meer aan.

Wat voorafging: Bayardo San Roman heeft Angela Vicario ten huwelijk gevraagd, hij heeft blijkbaar geld, en hij vraagt Angela in welk huis ze zou willen wonen. Zij zegt: "Het huis van weduwnaar Xius." Marquez zelf is de verteller.

Geniet.

'Weduwnaar,' zei hij tegen hem, 'ik koop uw huis.'
'Dat is niet te koop,' zei de weduwnaar.
'Ik koop het met met alles wat erin staat.'
Weduwnaar Xius vertelde hem met ouderwetse beleefdheid dat de voorwerpen in het huis door zijn echtgenote waren gekocht in de loop van een heel leven vol opofferingen en dat die dingen voor hem nog altijd een deel van haar betekenden.
'Hij legde zijn hart voor hem open,' vertelde dokter Dionisio  Iguaràn die domino met hem speelde, mij. 'Ik was ervan overtuigd dat hij liever doodging dan dat hij het huis verkocht waar hij meer dan dertig jaar gelukkig was geweest.' Ook Bayardo San Romàn begreep zijn motieven.
'Akkoord,' zei hij. 'Verkoop me dan het lege huis.'
Maar de weduwnaar verdedigde zich tot het eind van de partij. Drie dagen later ging Bayardo San Romàn, die nu beter was voorbereid, weer naar de dominotafel.
'Weduwnaar,' begon hij opnieuw, 'wat kost het huis?'
'Het heeft geen prijs.'
'Noemt u er maar een.'
'Het spijt me Bayardo,' zei de weduwnaar, 'maar jullie jongeren begrijpen de beweegredenen van het hart niet.'
Bayardo San Romàn nam geen pauze om na te denken.
'Laten we zeggen vijfduizend peso,' zei hij.
'Speel fatsoenlijk,' antwoordde de weduwnaar, die voelde dat zijn eer op het spel stond. 'Dat huis is niet zoveel waard.'
'Tienduizend,' zei Bayardo San Romàn. 'Nu meteen, en het ene bankbiljet bovenop het andere.'
De weduwnaar keek hem met ogen vol tranen aan.
'Hij huilde van woede,' vertelde dokter Dionisio Iguaràn mij, die behalve arts een geletterd man was. 'Stel je voor, zo'n bedrag binnen handbereik hebben en dan nee moeten zeggen door een eenvoudige zwakheid van de geest.' Weduwnaar Xius kon geen woord meer uitbrengen, maar hij schudde zonder aarzelen zijn hoofd.
'Doet u me dan een laatste genoegen,' zei Bayardo San Romàn. 'Wacht u hier vijf minuten op me.'
Vijf minuten later was hij inderdaad in de Club Social terug met zijn zadeltassen met zilverbeslag en hij legde tien stapeltjes bankbiljetten van duizend peso, waar de gedrukte bandjes van de Banco del Estado nog omheen zaten op tafel.
Weduwnaar Xius stierf twee maanden later. 'Daardoor is hij overleden,' vertelde dokter Dionisio Iguaràn altijd. 'Hij was gezonder dan wij,  maar als je hem ausculteerde, hoorde je de tranen in zijn hart borrelen.'
Want hij had niet alleen het huis met alles wat erin was verkocht, maar hij had ook nog aan Bayardo San Romàn gevraagd of hij hem stukje bij beetje wilde betalen, want hij had niet één troostgevende koffer meer over om al dat geld in op te bergen.'

Ik vind dat zo mooi.

Nu ik toch bezig ben, nog een korte passage.
En dan laat ik je met rust.

Wat voorafging: De toekomstige bruid Angela Vicario blijkt geen maagd meer te zijn; een complete ramp in het hypocriete Zuid-Amerika. De dader zal het dus met zijn leven moeten bekopen.

'Vooruit meisje,' zei hij trillend van woede, 'vertel ons wie het is geweest.'
Ze aarzelde nauwelijks langer dan de tijd die ze nodig had om de naam uit te spreken. Ze zocht hem in de schemering, ze vond hem op het eerste gezicht te midden van de talloze en talloze verwisselbare namen in deze en in de andere wereld, en ze nagelde hem met haar trefzekere spies in de muur, als een willoze vlinder wiens vonnis altijd al geschreven heeft gestaan.
'Santiago Nasar,' zei ze.

tu quoque?

Vandaag gepraat met een vrouw die een winkel heeft, en omdat ik er toch was en er geen andere klanten waren dacht ik: nu ik er toch ben kan ik eens met haar praten.
Zo gezegd, zo gedaan.
Ik moet er wel bijvoegen dat het een ontzettend mooie vrouw is.
De onvolprezen Gabriel Garcia Marquez heeft ooit over een vrouw het volgende geschreven: "Alberto Simonds, een grote mulattin uit Curaçao, die een Spaans sprak dat nog doorspekt was met Papiamento, was in haar jeugd uitgeroepen tot de mooiste van de tweehonderd mooisten van de Antillen."

En dan moet je de vrouwen van de Antillen kennen.

(Tussen haakjes, ik geloof dat ik in een vorig bericht al eens gemeld heb dat je "Kroniek van een aangekondigde dood" onverwijld moet lezen. Vind je het niet goed, hou dan ook maar op met mijn berichten te lezen.)
Niet dat ik ook maar in zijn buurt kom, hoor.
Het verschil tussen vierde provinciale en de Champions League is groot.

De vrouw waar ik het over heb is echt een mooie vrouw, ik zou ze niet loslaten op de Antillen, maar toch.

En wat wil het toeval, mijn vrouw is met een paar koorgenoten op vakantie in Spanje. Om te genieten van een meer dan welverdiende rust. Het is haar meer dan gegund.

Ik was dus alleen met die bloedmooie vrouw en we hadden het over onze ouders.
Ik was, om het gesprek op gang te brengen, over haar zoon begonnen, die bij haar in de zaak een vakantiejob heeft.
Hij was er niet, zij gelukkig wel, en ze zei me dat het maandag was en dat haar vakantiejobbende zoon daar last van had.

Ze zei me dat zij indertijd nooit na zes uur mocht opstaan, dan was je een luierik van het zuiverste water.
Ze zei me dat haar zaak zes dagen van de zeven van de morgen tot de avond open was en dat ze enkele jaren geleden op zondag wel eens met de kinderen naar een pretpark trok.
De volgende morgen stond haar vader aan de deur om te vragen of ze op zondag niet beter onkruid kon wieden in plaats van dat janhagel te verwennen.

En toen vroegen die bloedmooie vrouw en ik ons af of dat ook ons deel zal zijn.

Mijn vader zei vaak: "Als gij denkt dat mama en ik streng zijn, dan kan ik u vertellen dat ik iets heel anders heb meegemaakt."

Tja, zullen die vrouw en ik dat ook ooit moeten aanhoren. Onze kinderen die tegen hun kinderen zeggen: "Wij, vroeger..."

Het zal wel zeker.

Die vrouw is nog altijd bloedmooi.

zondag 3 juli 2011

petanque

Het gebeurt niet vaak, maar heel soms gebeurt het toch dat ik iets helemaal niet snap.
Toen De Kampioenen na 21 jaar werd afgevoerd dacht ik: eindelijk.

Na lang nadenken, het gebeurt niet vaak, maar heel soms komt het wel eens voor, ben ik tot de conclusie gekomen dat ik dwaalde.

Een goedkoper programma bedenken dat kan rekenen op één miljoen kijkers is onbegonnen werk.
En dan is de vraag: waarom wordt het dan afgevoerd.
Volgens mij is het een oude brt-reflex die ook de kop van De Collega's heeft gekost: te populair is niet goed.

Er is echt geen zinnige reden te bedenken om het programma af te voeren.
De inspiratie op? Die is al vele jaren op.
Dat interesseert de kijker niet, één miljoen kijkers willen gewoon hun cafévrienden zien.
Wel, dan vind ik het grof, neen, meer dan grof, om hen dat te ontzeggen.
Er is zelfs geen scenario nodig, laat Xavier & co gewoon twintig minuten zeveren in het café en er kijken ook één miljoen mensen.
En ze zullen ook dan niet afhaken, familie laat je niet in de steek.

Dertien afleveringen per jaar, geen half uur lang.

Gaat dat de geloofwaardigheid van de zender aantasten?
Zo ja, dan is het natuurlijk meer dan belachelijk om afleveringen tot in den treure te herhalen.
Hoe zit het nu eigenlijk? Schamen ze zich ervoor? Dan moet je geen herhalingen uitzenden.

De vrt is er verantwoordelijk voor dat een tiental acteurs en actrices hun leven lang gekoppeld zullen blijven aan een bepaalde rol. Dan vind ik het ronduit cynisch om die mensen bij het grof huisvuil te zetten.
Ik zou het alleen kunnen begrijpen als ze die mensen blijven doorbetalen. Ze hebben een vergiftigd geschenk gekregen dat hen ook nog wordt afgepakt.

En als ze scenario's nodig hebben, maar één adres.

Laat Boma binnenkomen en zeggen: 'Wij worden allemaal een dagje ouder, laat ons spelen de petanque, wij blijven De Kampioenen, maar in een ander game.'
En Mark blijkt ongelooflijk getalenteerd te zijn.
Zo kan je de  langstlopende televisieserie uit de geschiedenis maken.
Als de acteurs sterven, doen hun personages dat ook.
En de serie stopt als de laatste acteurs in het rusthuis overlijden.
Normaal gezien is die eer weggelegd voor Bieke en Mark.
Zij kunnen dan het licht doven, ik vermoed na een serie die ruim zestig jaar heeft gelopen.

Zou dat geen wereldrecord zijn?


















e

zaterdag 2 juli 2011

40 (veertig)

Ik heb vandaag vernomen dat albert van Monaco in het huwelijk is getreden.
En zijn bruid mag er zijn.
Zijn kinderen niet.
Veertig (40) gekroonde hoofden waren op de plechtigheid aanwezig.
Zijn twee kinderen niet.
Niet uitgenodigd.
Hoe arm kan een mens eigenlijk zijn.
Ik heb ook gehoord dat er geen froie gras op het menu staat.
Dat is tegen mevrouw haar principes.
Hoe dom kan een mens eigenlijk zijn.

pretentie

Is er iemand die beter kan schrijven dan ik?
Natuurlijk niet, tiens.
Iedereen die ooit een woord geschreven heeft dat meer was dan een woord kent dat gevoel.
Maar vanavond heb ik in een film een zin gehoord die ik graag zelf verzonnen had.
Een vrouw vraagt aan haar man: 'Ben je me moe geneukt?'
En toen dacht ik: hoe kan je in godsnaam een huwelijk beter samenvatten?
Ik moet er wel aan toevoegen dat ik het er niet mee eens ben.
Maar ik vind het  wel een prachtige zin.

zaterdag 4 juni 2011

koeien

Ik heb niets tegen koeien.
Ik ga niet zeggen dat ik het fantastische beesten vind, maar ze lopen me niet in de weg.
Men noemt die dieren slachtvee.
Ik eet zelf (graag) vlees, dus ik zou eigenlijk mijn mond moeten houden.
Ik ben een vegetariër in hart en nieren die vlees eet.
Het zou niet mogen, maar 'konijn op Vlaamse wijze', ik ben er gek op.
Alhoewel, mollenkruid op drie wijzen kan toch ook niet slecht zijn.

dinsdag 31 mei 2011

overpeinzing

Dood gaan we allemaal.
We weten het ook allemaal.
En we willen het allemaal zo lang mogelijk uitstellen.
Waarom eigenlijk?

Onlangs las ik in de krant een bericht over een brand in een bejaardentehuis.
Een 87-jarige non getuigt: 'Nooit in mijn leven ben ik zo bang geweest.'
Bang voor wat?
Als ik een 87-jarige non was, zou ik denken: 'Vooruit, laat de rook maar komen, dan ben ik eindelijk bij de Heer.'
Maar daar willen ze blijkbaar helemaal niet zijn.
Vreemd.
Het eeuwige leven, daar dromen ze van, maar niet vandaag.
Waarom niet?
Morgen een nieuwe pamper en iemand die me pap inlepelt?

Ik kom, familieshalve, regelmatig in een bejaardentehuis.
En wat zie ik? De overlevers.
Ze hebben niet gerookt, ze hebben niet gedronken, hun voeding, de juiste, was hun heilig.

En daar zitten ze, hangen ze, te kijken, te staren, wachtend op de enig warige.

dinsdag 24 mei 2011

aansteker

Ik rook, ik geef het toe; vandaag lees ik in de krant dat het roken in de parken van New York en op enkele pleinen aldaar verboden wordt.

Ik heb daar een beetje over nagedacht en ik ben tot de conlusie gekomen dat ik er niet echt een mening over heb; ik begrijp het en aan de andere kant denk ik: moet de hele wereld worden zoals Singapore, waar kauwgom kauwen in het openbaar verboden is.

Dan heb ik meer begrip voor onze hond Wannes die in zijn leven al zo ongeveer alles kapot gebeten heeft wat maar enigszins kapot gebeten kan worden, alleen mensen, daar begint hij niet aan

Hij heeft een voorkeur voor zachte materialen, stenen en aanstekers; die aanstekers, vreemd, bijna alsof hij me iets verwijt.


Hoeveel aanstekers Wannes in zijn leven al kapot gebeten heeft kan ik bij benadering niet zeggen, maar we praten in dezen over honderdtallen.

Nu moet je weten dat ik tuinier en door het simpele feit dat ik rook, heb ik vaak een aansteker in het bovenzakje van mijn hemd.
Iemand die tuiniert, buigt zich vaak voorover, daar speelt zich veel van zijn werk af.
Hoeveel aanstekers ik zo al heb verloren kan ik bij benadering niet zeggen, maar we praten in dezen over honderdtallen.

Wat gebeurt vandaag?

Ik zit te verpozen bij een kop koffie, wil een sigaartje opsteken, geen aansteker meer in dat bovenzakje.

Van verre komt Wannes afgewandeld, duidelijk niet gehaast, komt aan het einde van zijn tocht naast me zitten, bekijkt mij (met medelijden?) en laat een aansteker, ongeschonden, uit zijn muil vallen.

Daarna wandelt hij rustig heen.

zondag 22 mei 2011

eerlijk zijn

Zoals iedereen heb ik kennis genomen van de affaire met de bisschop van Brugge.

Pek en veren, hij weet er alles van.
Zet hem op de markt van Brugge en hij wordt gelyncht, geen twijfel mogelijk.

Ik praat niet goed wat hij heeft gedaan en ik vind hem, voor zover je iemand kan beoorden op televisiebeelden en krantenartikels, niet iemand die mijn dagen zou kunnen verheugen.
En zeker niet iemand die tegen mij mag zeggen: Ga heen, en zondig niet meer.'

Hij is wél het slachtoffer van een systeem en hij, duidelijk niet zo slim, is er in alle tijden en wijzen ingetuind.

De maatschappij heeft zélf dat soort mensen gevraagd, gecreëerd.

Voor de aardigheid vergaten we dat zij ook mensen zijn.

Dat neefje van hem is een veel grotere bandiet, hij heeft de bisschop van Brugge jarenlang schaamteloos afgezet.

Hoelang was die man bisschop voor dat ineens ondraaglijk werd?

Iets over gelezen?

Toch vreemd, hij is jarenlang bisschop en ineens, hopsakee, ik citeer: 'Een ondraaglijk gevoel als je bedenkt wat hij mij heeft aangedaan.'

Was het ezeltje uitgemolken?

Goed dat niemand dit leest, ik hoef geen pek en veren.

zaterdag 21 mei 2011

Introspectie, 2

Het kan raar zijn, maar het is allicht ook waar.

Een mens is het kwetstbaarst in zijn edele delen.

Die edele delen zijn de dingen waarin de mens dènkt goed te zijn.

Zeg bijvoorbeeld nooit tegen een leraar dat hij niet kan lesgeven.

Laat een schrijver in de waan dat hij kan schrijven.

Zeg nooit tegen een profvoetballer: 'Heb je de trainer niet zien lachen.'

Vraag niet aan een huurmoordenaar of hij een tweede poging wil wagen.

Eis niet van de geynocoloog dat hij vooraf een bewijs van goed gedrag en zeden voorlegt.

Ga nooit naar een dierenarts.

De belangrijkste edele delen zijn die van een acteur; nooit kritiek geven op die mensen, je gaat je er een hele hoop moeilijkheden mee besparen, zeg nooit en ik meen het, nooit, tegen een acteur/actrice dat zij/hij slecht gespeeld heeft. Ik denk dat er geen grotere fout mogelijk is. Je vertelt tegen die leraars en voetballers wat je wil, dat zijn uiteindelijk verstandige mensen, zeg niet tegen een acteur/actrice dat zij/hij slecht gespeeld heeft.

Ik zal je ook zeggen waarom.

Dat kan niet, de wereld kan vergaan, en de scheepjes erop ook, maar zij slecht geacteerd hebben, komt niet voor.

Introspectie

Ik heb een hoge pet op van Bart de Pauw, ik vind het een uitstekende televisiemaker, 'Het geslacht De Pauw', geef toe dat was toch televisie, waarvan je dacht: daar koop ik een televisie voor.

Hoe kan dan zo iemand een absoluut misbaksel als 'De kazakkendraaiers' op de wereld loslaten?

Hoe kan iemand die zo goed is, soms zo slecht zijn?

Ik leg verbanden, maar waarschijnlijk heb je die zelf ook al gelegd.











ba

liegebeesten

Ik heb gisteren per ongeluk gekeken naar een programma dat over dieren ging.

Een dierenpsycholoog die waarschijnlijk meer verdient dan jij en ik (en als je niet teveel kinderen hebt, je hele gezin) samen, was de gast.

Hij werd uitgenodigd in dat programma, en je zag het zo, hij was daar enorm trots op, hij was uitgenodigd in dat programma om te praten over dieren.

Dat was mij duidelijk bij het begin van het programma. De presentator zei: 'Wij hebben een dierenpsychiater uitgenodigd in onze studio.' Zo wist ik het.

Hij glunderde, hij kwam uitleggen wat het fundamentele verschil is tussen mens en dier.

Hij, ik schat hem toch goed voor 300 euro per uur, zei, glunderend, dat het belangrijkste verschil tussen mens en dier is dat dieren niet kunnen liegen.

Ik was helaas niet in de studio, mijn hond Wannes trouwens ook niet.

Als wij er wel geweest waren, dan kon ik ter plaatse bewijzen dat zijn honorarium belachelijk hoog was, verplaatsingskosten, tot daar aan toe.

Neen, eigenlijk zelfs dat niet, want hij loog.

Dieren kunnen niet liegen?

Zij kunnen het beter dan jij en ik en je hele kindertuin samen. Ze doen niets anders.

Heb je beesten?

De onnozelste parkiet lacht je uit terwijl je erbij staat.

Jozef

Laat hem niet verloren gaan.

Ik heb in een interview met Mathias Schoenaerts gelezen dat Jozef van den Berg bij hem, bij zijn vader, Julien, kind aan huis was.

Het verwondert me niks.

Geniën, ze vinden elkaar.

Doe eens een poging om op een of andere manier 'Moeke en de dwaas' van die man te pakken te krijgen. Ik vrees alleen dat het je niet zal lukken, het was een solo-theatervoorstelling.

Het was niet gewoon goed, het was geniaal.

Ik heb die voorstelling op video gezien, en ze toonden hoe hij na de voorstelling, in de coulissen, nat van het zweet, een glas water kreeg aangeboden.

Weet je wat hij vroeg?

'Was het goed?'

zinnen

Als je iets schrijft, wat is dan de bedoeling?

Een leek, een niet-schrijver, zal denken: stomme vraag, gelezen worden natuurlijk.

Nee, beste niet-schrijver, je dwaalt, het enige wat een wel-schrijver wil is een echt briljante zin schrijven, ik kan het niet, ik geef het toe.

Wie het dan wel kan? Gabriel Garcia Marquez, die kan het.

Ik zal er eens een paar citeren, en als je ze maar niets vindt, wil je dan asjeblieft nooit, maar dan ook nooit, niet woordelijk, niet lijfelijk, niet schriftelijk, contact met mij zoeken, vergeet mijn adres, vergeet dat ik besta, ik zou zelfs zeggen ga heen, maar dat vind ik nu weer iets (niet veel) te pretentieus mijnerzijds. Weet je wat: ga een beetje uit mijn buurt, tien meter voorbij het roodborstje, of ben je niet mee?

De grote Gabriel Garcia  Marquez sprak aldus (let op, beste niet-lezer, die man bestààt, denk vooral niet dat ik in mijn grenzeloze eigenwaan een pseudoniem (dat is een schuilnaam, een naam die je verzint als je denkt: van mij zijn ze beter gewoon) verzin.)

Het leven is kort, dat is alom bekend. Raar is alleen dat we de term 'kort' alsmaar anders gaan invullen.

Kort is niet meer wat het geweest is.

Vroeger was 'kort', ach, laat het.

Geef mij Marquez.

Je doet met je leven uiteraard wat je wil, maar als je op je negentigste (of zoiets) je hoofd eindelijk neerlegt, wil je dat niet doen zonder 'Kroniek van een aangekondigde dood' van Gabriel Garcia Marquez gelezen te hebben?

Het heeft twee voordelen.

1. Je kan je hoofd neerleggen en denken: er was toch iets de moeite waard.

2. Ik hoef niet te citeren, veel komt uit dat schitterende, schitterende boek.

ga en verdwijn

Ik heb ooit toneel gespeeld.

Ik heb ooit gespeeld in 'Het haar van de hond' van Hugo Claus.

Ik moet toegeven, ik was niet goed.

De anderen wel, ik, helaas, ik was barslecht.

De volgende dag stond in een gezaghebbende krant, ik citeer: 'Jongen toch, er bestaan toch ook andere hobbietjes.'En gelijk had hij/zij.

Ik heb me daarna gestort op hele andere dingen.

Ik moet wel één ding nog kwijt, in dat stuk 'Het haar van de hond' van Hugo Claus, moest ik opkomen en ik moest één zin zeggen:

's Nachts rusten meest die dieren
ook mensen goed en kwaad
maar ik moet eenzaam zwieren
en kruisen hier de straat

Ik was echt niet goed, maar die zin, amai.

Claus heeft hem overigens gepikt van Bredero.

vrijdag 20 mei 2011

en nu?

Als ik de wereld zou kunnen herscheppen, wat zou ik dan redden van de ondergang? De dwergpapegaai, dat is wel duidelijk, ik denk dat daar geen discussie over kan zijn. De dwergpapegaai, de grootste onnonzelaar onder de gevogelten, als die moet sterven, wel, dan ik eerst. En dat zeg ik niet zo snel.

En dan, wat houden we nog in leven? Ik denk, een mol die kan zien. Of heb jij een beter idee?

Ik zou hem/haar laten copuleren (sorry voor het woord) met een mol die niet kan zien. Ik ben benieuwd.

Een beest dat ook absoluut moet blijven leven, is onze Wannes.  Een rottweiler! Een beest,  een beest! Vijf kindjes heeft hij opgevreten (wel allemaal boven de 16 jaar, voor de goede orde.)

Maar dood, hè, je kon daar zoveel tegen zeggen, iets in de trand van: Wannes, zou je dat nu wel doen?Geloof je dan niet in een god? Het hielp niet, hij bleef maar bijten.
Ik heb hem eens de beginverzen van het Oude Testament voorgelezen: 'In het begin schiep God hemel en aarde.'

Tja, als je toch niet beters te doen hebt.

Helpen deed dat niet, Wannes bleef maar bijten.

Maar wie of wat of waarom, ik weet het niet, als ik iets graag in leven wil  houden, god asjeblief, het roodborstje.

Ik weet echt, echt niet waarom dat beestje me zo fascineert, ik vind het een wonder der schepping, en dat zeg ik, god is mijn getuige, met tranen in de ogen.

Heb je mijn tranen ooit gezien?  Bespaar je het leed van het aanschouwen.

Marcus, veel te veel verzen.

Negatief?

Mijn vrouw zegt dat ik wel een beetje, let wel, een beetje,  kan schrijven, maar dat ik te negatief ben.

Dat geef ik toe.Tenminste, als je het hier plezant vindt.
De wereld dus, vind je die nu zo plezierig?
Ik alvast niet.
Weet je wat, hou de wereld, en ik had er bijna bij geschreven: en mijn vrouw erbij.
Maar dat meen ik niet, daarvoor zie ik haar veel te graag.

Ze gelooft het alleen niet.

Een vraag

Waarom zou iemand die foute zaken heeft uitgespookt toch niet nog een goed mens worden? Ik vraag het me af, ik ken zo iemand.

 Hij was zo fout als iemand dat kan zijn, en hij heeft het zijn hele leven met zich meegedragen. Het heeft zijn leven verpest van zijn 15de tot zijn 82ste.
 Keek je hem in de ogen, dan zag je: ja ik weet het, ik beken.'

Iedereen wist het, niemand verweet hem iets, behalve hijzelf.

Het was mijn beste vriend, iedere keer ik hem zag, brak mijn hart, een beetje, je weet hoe dat gaat, we hebben allemaal onze beslommeringen.

Maar altijd die dode ogen, altijd die dode ogen, veel en veel te lang.

Altijd die dode, dode ogen.

kijk

Kijk, dat zou ik nu eens plezierig vinden, als iemand zou zeggen dat ik iets kan; Ja, men heeft me ooit gezegd dat ik goed kon schilderen.
Maar dat was niet waar, ik kan helemaal niet goed schilderen.

Wat kan ik dan wel?

Helaas, niks.

Ik kan echt niks.

Echt, ik kan niks.

Jij wel?

Niet geleefd?

In een vorige blog heb ik het gehad over de niet levende mensen. Nu wil ik mij dezen verontschuldigen bij de niet levende mensen, zij hebben die kritiek niet verdiend.

Ja, kijk, je kan veel zeggen over niet levende mensen, maar braaf zijn ze! Heb je al ooit een niet levende pedofiele medemens gezien (je kan hem niet zien, daarom is het een niet levende medemens, enfin, Marie-Thérèse, je snapt dat toch.)

Een niet levende medemens onderscheidt zich van de wel levende medemens door het feit dat hij/zij veel verstandiger is. Mark my words Marie-Thérèse, beyond all words.

Een niet levende mens weet wat hem bespaard blijft. Daarom is een niet levende mens veel verstandiger dan een levende mens. Ik heb niks tegen sommige levende medemensen, maar asjeblief niet teveel ineens.  Een, twee, pakweg vier medemensen kan ik wel verdragen, maar hou dan maar op.

Geef mij maar een roodborstje.

God, geef me een roodborstje zoals ik dat heb gezien, gisteren, met ogen, ik zeg niet dat je niks kan, maar die perfectie, god, sorry, maar met alle respect, daarin schiet je tekort.

Doe een poging!

Go for it! Lamzak!

bericht aan de reizigers

Je leeft, dat is duidelijk. Stel dat je niet leefde, tja, dan kon je dit ook niet lezen. Pas op hoor, ze bestaan, dat noemt men de niet levende mensen. De niet levende mensen noemt men normaal niet levende mensen. Zo is dat, ik kan er ook niks aan veranderen. Zij heten niet levende mensen.

Nu zal een geschift brein zoals dat van u ('je? dich?  you,? liesbet zeg het mij!), van mij bedoel ik,  zich eens vragen stellen.

Nu is mijn brein in vrijwel niets goed, behalve in vragen stellen.

Ik had dat als kind al. Vragen dat ik kon stellen! Je gelooft het niet!

Mijn moeder zei dikwijls: 'Schei toch uit met vragen te stellen!'

Maar ik kon het niet laten, ik bleef maar vragen stellen.

En zo is dat gebleven tot de jongste dag.

belofte

Ik beloof plechtig dat ik eens een blog ga wijden aan het krapuul dat héél lang wil leven. Als ze al kunnen lezen, ze gaan er niet goed van zijn. Ik haat ze, met een tomeloze haat, enfin, hater dan deze haat zal je in dit zwerk niet aantreffen.

Wat is er in godsnaam, vooral die,ja, prettig aan oud worden? Zeg het mij, leef het mij voor.
Wat ga je doen, zeg me eens onbeduidend, nietig kwalletje, wat ga je doen?

Ik twijfel er niet aan, ik zal dood zijn voor vele anderen.
En het kan me geen fluit (inside joke) schelen.

Nu we het daar toch over hebben: Marie-Thérèse vroeg me daarstraks  hoeveel honden we hebben.

Ik zei: 'Een.'

Het is goed met haar, maar ze mag voorlopig geen bezoek ontvangen.

Mensen

Mensen, je kent ze. Je bent ze misschien al moe gekend, je bent niet de enige.

Ik heb bitter weinig sympathie voor de soort, maar alla, de goden moeten hun getal hebben.

Nu en dan denk ik wel eens.

Een onlangse gedachte was deze: waarom willen die krengen zo oud worden?

Geef het toch toe, we zijn allemaal verliezers, of ga jij eeuwig leven, misschien?

Maar, hoho, tachtig willen we worden, op zijn minst!
Oh ja, zeg mij eens waarom?

Ik wil onmiddellijk sterven als ik een zin uit de kuiten kan slingeren die de eeuwigheid trotseert.

Maar dat kan ik niet.

Jij wel?

koekoek

Niemand heeft hem ooit gezien, maar hij bestaat wel: de koekoek. Het is een vogel. En je buurman, dat natuurlijk ook. Weet je trouwens dat koekoeken paren dat het een lieve lust is. Ik verzin het niet, hè, het staat in de dierenencyclopedie, pagina 69: 'De koekoeken, zij paren dat het een lieve lust is.' En nu jij.
(De auteur vond zichzelf waarschijnlijk grappig, paren-lust, haha, de idioot.)

Maar het staat er.

Pagina 69, en ook dat verzin ik niet, komaan hè, voor een koekoek.
Zie je dat beest al, ach nee.

Geef mij maar een roodborstje.

In tegenstelling tot de meeste medekwallen dezer aarde denk ik hierbij alleen aan een aandoenlijk, lief klein vogeltje. Zoiets waardoor je warempel in een god zou gaan geloven. Ik vind het zelfs een verschrikking dat het arme diertje in verband wordt gebracht met aardse praktijken die niet in het zwerk plaatsvinden.

Een roodborstje hoort op twintig meter afstand, rondkijkend alsof het leven fijn is, babbelend met een vette houtduif, zich nog niet bewust van de gevaren.

Daar hoort een roodborstje.

De wereld

Kijk, de wereld, de aarde dus, is rond. Je kan zeggen, ik had het liever een beetje anders gewild, zo ongeveer als mijn Marie-Thérèse, helaas ik moet je teleurstellen, tot nader orde is de wereld rond.  Hij is wel plat geweest, dat weet je nog wel, in bijbelse tijden. Je gelooft het niet, hè.? Ja, plat, gewoon plat. Nu vinden we dat om mee te lachen, maar serieus, hij is ooit plat geweest, die wereld van ons. Nu moet je al iets kunnen om van plat rond te worden. Het is niet iedereen gegeven, zeker onze Marie-Thérèse niet. Ik bedoel, je moet het maar doen, je ligt daar, plat, miljarden en miljarden jaren, tja, wat is daar nu aan, plat is maar plat, nietwaar. Plat. (Tussen haakjes, ik ken vrij veel woorden, maar plat, sorry, het kan mij genenderwijle begeesteren.) Dat moet de wereld, de aarde dus, ook gedacht hebben. En hij dacht: als ik nu eens rond zou worden? Neptunus, zo plat als een vijg, was enthousiast.

Nu moet je Neptunus kennen. Ik  zeg het niet graag, maar het was een pedofieltje van het zuiverste water. De aarde, de wereld dus, daar lustte hij wel pap van, tenminste rond, niet plat.

En kijk, de wereld, de aarde dus, werd rond.

Nu moet ik wel toegeven dat de aarde dat niet erg vond  - of krijg ik nu dreigbrieven - ik wil alleen maar zeggen: rond worden. Al de rest, hé, ze doen maar, het gaat tenslotte om interplanetaire kwesties.
Laten we nederig blijven.

Over nederig gesproken, ik heb nooit iemand gekend die zo nederig was als Marie-Thérèse. Terecht overigens, ze is heengegaan door zichzelf per ongeluk met een hamertje op het hoofd te slaan, kan je nagaan.

Maar nederig! Je gelooft het niet, je zou haar nog in levende lijve moeten kunnen aanschouwen om het te geloven, maar dat kan helaas niet meer (vanwege dat hamertje).

Ze heeft de nobelprijs voor wiskunde gekregen.

Maar nederig! Ik ben haar achterneef, maar ik moet eerlijk zeggen, zo nederig ben ik niet, lang niet. Ik heb het dikwijls tegen haar gezegd: laat die wiskunde en leg je toe op de edele kunst der nederigheid.

Niet willen luisteren, hè.             

donderdag 19 mei 2011

goud

Je gelooft niet wat ik onder ogen krijg, jij zal het ook wel onder ogen krijgen, maar denken: de wereld draait door of ach, laat maar.
Je hebt groot gelijk.
Je hebt overschot van gelijk.
Je hebt overschotter van gelijk.
Neen, geen superlatief.
Zo goed klikt het nu ook weer niet tussen ons.

Ik heb gelezen dat ons goud ligt te verkommeren in onze nachtkastjes. Met de dringende vraag: ' Waarom het niet laten verkommeren in een ander nachtkastje.'

Tja.

Wij hebben thuis hoeveelheden goud, je gelooft het niet.

Oorspronkelijk hadden we zeven kinderen, de goudkoorts heeft er vijf het leven gekost.

De gruwel, je gelooft het niet.

De oudste is onzacht ontslapen toen Betje hem de hersens insloeg.

En zo is dat voortgegaan.

Betje leeft nog.

woensdag 18 mei 2011

kogels

Als uw woorden kogels waren, was ik al lang dood, heeft iemand ooit tegen me gezegd.

Iemand die dat ooit tegen me gezegd heeft ligt nu aan een of ander Egyptisch strand, in de armen van een veel te rijke Griek, die haar van het ene hoogtepunt naar het andere voert.

Een andere is lesbisch geworden en drijft nu met haar vriendin eenn handel in weefgetouwen. Sorry dat het niet poëtischer of grappiger kan, het is nu eenmaal zo.

Een andere is in de Maas gesprongen en er is sindsdien niets meer van haar vernomen.

Nog een andere heeft vier kinderen, met een kwal, je gelooft het niet.

Moet ik het ook hebben over die hete Marjan? Gestikt in mijn kogels.

Ach, laat maar.

reacties

Wil asjeblieft eens iemand reageren op mijn schrijfsels? Ik schrijf me de ziel uit het lijf, god is mijn getuige, en niemand, maar ook niemand vindt het de moeite om mij te laten weten wat voor een kwal en dommekloot ik wel ben. Behalve mijn vrouw, zij noemde mij een grapjas, en als er nu iets is wat ik haat, dan is het een grapjas genoemd te worden.
Je mag me vierendelen,  me in hele, hélé kleine stukjes hakken, mijn ogen met zuurkool uitspoelen, maar noem me geen grapjas. Noem me geen grapjas. Je heb toch een hart, dus: noem me geen grapjas.

Noem me geen grapjas.

Weet je wat , om het gesomber goed te maken, hier een gedicht van Gerrit Achterberg (vemoordde zijn hospita, zat daarom enkele jaren in een psychiatrische inrichting, met een héél groot park, echt hoor, het is niet de grapjas die spreekt).

Jachtopziener

Ik kwam in 't park de jachtopziener tegen
en vroeg hem naar de stand van het roodwild.
Hij draaide er om heen en trok verlegen
met een schoenpunt raadsels in het grint.

Ik was hem sinds zijn aanstelling genegen
en hij mij wederkerig goedgezind.
Waarom werd ik opeens geheel ontsteld,
of hij reeds maanden iets had doodgezwegen?

Er is dikwijls één meer dan ik tel,
zei hij bezorgd en keek me in de ogen.
Waanzin en waarheid lagen in de zijne
voortdurend voor elkander te verschijnen.
De bomen stonden naar ons toegebogen.
Toen klonk ginds op het huis de etensbel.


Er is dikwijls één meer dan ik tel, ik krijg er tranen van in de ogen.

En als je er niks aan vindt, laat het dan maar, laat mij dan maar.

Oh tijden

Frontagina van het onvolpreen Nieuwsblad, dinsdag 17 mei 2011, 1.10 euro: 'Trein vertrekt met mama (5), sorry, ik citeer verkeerd, kindje (5) blijft achter op perron.'
Op bladzijde vijf volgde een halve bladzijde, gewijd aan deze vermakelijke affaire, en je gelooft het of je gelooft het niet, maar daar kon je het volgende lezen: 'In Antwerpen-Berchem stapte Nikki Baert van de trein en sprak ze de treinbegeleidster aan. Die antwoordde sorry, ik had het niet gezien, want de trein was te lang. Komaan zeg. Iemand in het station heeft dan naar Antwerpen-Centraal gebeld, waar ze de security hebben laten zoeken. Twee mannen van de beveiliging zijn ons met Dries achterna gekomen. Mijn kindjes durven niet meer op de trein en slapen sindsdien bij mij in bed.'

Ik verzin het niet, hè, je kan het nalezen, Het Nieuwsblad, dinsdag 17 mei 2011. Bladzijde 5.
Die krant zou een collector's item moeten worden, maar is dat helaas niet.

Toen ik vijf jaar was zat ik in het eerste studiejaar en wedde met de meester wie het verste kon pissen.

Hij won.

Mijn ouders vonden het grappig.

maandag 16 mei 2011

bejaardenblues

Ik heb eens iemand horen beweren dat wie het bejaardentehuis had uitgevonden met een molensteen om de nek in de diepste der zeeën geworpen moest worden.
Hij doelde daarmee natuurlijk op die vervloekte wereld van weleer waarin de oudjes met veel liefde werden gekoesterd in de schoot van het gezin. En als het even kon met nog wat kippen, konijnen, geiten en renpaarden op het erf, vader die - oh, wat is die ladder hoog - kersen plukt in de boomgaard, moeder die de jongste spruit de borst geeft, de buurman die goedkeurend toekijkt en de rest van het jonge janhagel dat elkaar op de mesthoop kleurt met de oorlogskleuren, voor straks, op de immer groene weide..

En je zou zeggen: met de jaren komt het verstand. Vergeet het, om de haverklap (wat een mooi woord uit de boerenstiel) lees en hoor ik nog dat onze maatschappij kapot gaat aan ons egoïsme en als onmiskenbaar bewijs daarvan geldt het dumpen van onze oudjes.

Onze oudjes, leer ze me kennen; en ik veralgemeen, ik geef het toe, hun wereld verengt zich tot zichzelf, het is alsof ze in het zicht van de dood eindelijk beseffen dat je uiteindelijk alleen leeft en dus ook alleen sterft. Alles onderweg zijn toevalligheden, het had best anders gekund. Niemand is voor iemand geboren, je doet maar wat, achteraf geef je er een betekenis aan.

Midnight blues.

Over die oudjes heb ik het een andere keer wel.

vrijdag 13 mei 2011

afwijkingen

Mijn vrouw heeft een afwijking. Nu zijn afwijkingen een heel interessant studieobject. Ik ga ervan uit dat iedereen wel een afwijking heeft, dus wie geen afwijking heeft, heeft ook een afwijking. Klaar.
Maar wanneer is iets een afwijking? Stel dat je een man bent, het hoeft niet, het kan. Stel dat je vrouw je iedere morgen uit bed schopt als het tijd voor je is om het ontbijt klaar te maken.
Is dat dan een afwijking harerzijds? Of is het een afwijking jouwerzijds als je dan ook daadwerkelijk opstaat?
Dit geval kan ik ophelderen omdat mijn vrouw zegt dat alle vrouwen dat doen, een oud volksgebruik dat stamt uit de vroege middeleeuwen.
En wie ben ik om haar tegen te spreken, want - om het met Marcus Antonius te zeggen - zij is een eerbare vrouw.

De culturele entiteit speelt natuurlijk ook een grote rol; wat in de ene cultuur een afwijking is, blijkt in een andere spotgewoon.
Ik las deze week in de krant dat iedereen liegt dat het klettert en ik las ook dat Clinton ondanks de Lewinsky-affaire in de Verenigde Staten nog altijd een eerbaar man is, naar wie wordt opgekeken.
Hallo. Alsof dat zo vreemd is, alsof zijn gedrag afwijkend zou zijn geweest.
En hij heeft niet eens iets gedààn.
Trouwens, wie zegt dat Hilary hem niet verteld heeft dat hij voor dat soort operaties maar beter een beroep kon doen op het personeel. En dat, als het toch zou uitlekken (what's in a word) hij maar een beetje moest liegen en zij zou dan een beetje geaffronteerd reageren.
Of was het gedrag van Lewinsky zélf misschien afwijkend? Ik heb eens op een of ander terras heel toevallig een gesprek afgeluisterd tussen vier pronte dames die, aan een ijsje likkend, heel toevallig begonnen over een lewinskietje.
Toen een van de vier liet verstaan dat ze daar het grappige en/of plezante wel van zag, bekeken de drie andere pronte dames haar alsof haar hoofd ineens vol enorme, wit etterende puisten zat.
Ik bedoel maar.

(Tussen haakjes, het is vreemd, maar waar ik ook over begin te schrijven, ik beland blijkbaar bijna altijd in de onderste regionen; nog erger, ik heb al over blote kindjes geschreven, en dat is uiteraard des duivels in deze dwaze tijden. Nog een geluk dat blijkbaar niemand mijn schrijfsels leest.)

Mijn vrouw heeft dus een afwijking. Zij doet nooit een lade dicht. Pas op,  het is geen daad van verzet, een aanklacht tegen de besnijdenis van vrouwen in sommige culturen of zoiets, dan had ze de lades helemaal open moeten laten staan.
Neenee, zij doet ze altijd bijna dicht, nooit helemaal.
It's a mystery.
Zij van haar kant vindt het bijzonder vreemd dat ik de kinderen van de buren altijd een pak rammel geef als ze mijn bal niet willen teruggooien.

Een vrouw, ge kunt daar niet aan uit.

dinsdag 10 mei 2011

geweldig

'We hebben een mooi plan uitgewerkt', vinden de bevoegde instanties. Pas op, ik citeer letterlijk: 'We hebben een mooi plan uitgewerkt'.
Aldus sprak Roland Duchâtelet, schepen van mobiliteit, uiteraard in Sint-Truiden. Alle andere bevoegde instanties zijn het ermee eens: een voortreffelijk plan, om niet te zeggen: een schitterend plan.
Je hebt er ongetwijfeld ook over gehoord of gelezen, dat soort briljante plannen kunnen niet ongemerkt voorbijgaan, en ik weet niet wat jouw mond deed, maar die van mij viel open toen ik het las.
De chaussee d'amour in deze aparte stad krijgt een keurstrook in beide richtingen. Met andere woorden, wie eens graag naar de hoeren zou gaan, kan op die strook al aan het voorspel beginnen, rustig de aangeboden waren bekijken, eens terugdraaien, vrouwlief een stomp verkopen, het kan allemaal, dit is immers de pretstrook; links razen de eunuchen voorbij over de snelstrook.
Wie kan daar nu iets tegen hebben?
Ik.
Ik vind het van een domheid, die mij doet denken aan de verstandigste zin die ik gisteren las: dat we niet meer zijn dan een stelletje domme bavianen.
Een keurstrook om naar de hoeren te kijken, de bevoegde instanties zullen het wel hebben over meisjes van plezier of, nog erger, prostituees. Meisjes van plezier zijn het helemaal niet en prostituees horen in ziekenhuizen te werken, met een steriel mondmasker voor en latex handschoenen aan en een knuppel in de hand om het leger erecties neer te slaan.
Hoer, dat is tenminste een mooi woord, er zit iets in van woede en zelfbewustzijn, dat staat me wel aan.
Geef de prostituees maar aan de bisschoppen.

Ik dwaal af, terug naar de keurstrook.
Wie denken de bevoegde instanties te gaan terugvinden op hun jolige keurstroken? Hoerenlopers? Fruitboeren in hun 4x4 of op de tractor? Vaders die hun zonen willen ontgroenen?
Ben je gek. Nu kunnen de geïnteresseerden nog netjes opgaan in het verkeer. Incognito.
De keurstrook zegt het met zoveel woorden: ziehier de viezeriken; of denken de bevoegde instanties, Duchâtelet op kop, dat het provinciaal nest dat Sint-Truiden nog altijd is, opeens libertijns gaat worden?
Waarom hebben die hoerenkoten allemaal een goed verborgen parking ergens achterin? Al ooit een 4x4 voor een hoerenkot zien staan?
Op de keurstrook zal je zatteriken, flauwe plezanten, vrolijke jonge gasten, een controlerende pooier en een enkeling van héél ver aantreffen. En politie, uiteraard.
Het verkeer op de snelstrook draait in de soep, want daar rijden nog steeds de echt geïnteresseerden, aangevuld met een leger madammen (hun sukkel zit achter het stuur) die willen zien wie er op de keurstrook rijdt in de hoop, o hemels genot, iemand te zien die zij kennen.

De sukkels komen te laat, zij hebben hun orgasme al gehad.

maandag 2 mei 2011

vluggertje

Ik hou van de ochtendspits, mijn vrouw houdt meer van de avondspits, maar we zitten allebei graag in het verkeer.

zaterdag 30 april 2011

van nu en toen

Ik ben op internet gestoten op een foto van een meisje uit vervlogen dagen. Met hond. Een poedel, godbetert. Weliswaar een hele grote en een zwarte, maar het blijft een poedel, de janet onder de honden. Het zou me niet verwonderen als ie Hélène of Jean-Jacques heet. Tosca zal het in ieder geval niet zijn.
Ik ben nogal een wat-als-mens en in dit geval weet ik het wel zeker: een slaande scheiding na kilometerslange ruzies.
Ik moet wel zeggen dat de natuur haar genadig is gebleven.

Wat als? Ik weet het, zin heeft het niet, maar wat wel? Veel mensen zeggen dat ze niet met het verleden bezig zijn, dat ze in het nu proberen te leven en alleen aan de toekomst denken en niet aan het verleden; het is voorbij en je kan er niets meer aan veranderen, dus dat heeft geen zin.
En gelijk hebben ze.
Alleen, het nu bestaat niet en de toekomst al helemaal niet.
Nu is het nu al voorbij en verleden.
De oude Grieken zegden niet 'Hoeveel tijd hebben we nog voor ons', maar 'Hoeveel tijd hebben we niet nog achter ons'.
Zij stonden met hun rug naar de toekomst en het gezicht naar het verleden. Iets is pas als het geweest is.

Ook niet dom van de oude Grieken.

vrijdag 29 april 2011

Daniela

Ik ben lid van een club, de folieclub Max. Alle leden leggen die folie in hun vijver en dus is het in feite ook een vijververeniging.
De club is genoemd naar onze sponsor. Max is de koning onder de lijmen, lijmt werkelijk alles, boven water, onder water, holen en spelonken, Max lijmt het. Max lijmt werkelijk alles, behalve lucht. En onze folie.
Ik ben het kneusje van de club.
Het is mooi weer, de andere leden liggen aan hun vijver, een drankje op grijpafstand, een hand in de heldere vijver (je ziet duidelijk de bodem met de helderwitte steentjes), vissen komen bij wijze van groet wat aan hun vingers sabbelen, de libellen spinnen op hun schoot.
Mijn vrouw en ik staan in de modder, een vijftiende pistool Max in aanslag, nog maar eens klaar om het monster folie te bedwingen.
Ik zeg het eerlijk, het vrat aan ons systeem; ik kreeg een strijkobsessie en mijn vrouw stond op het punt zich over te leveren aan speelholen en slechte mannen.

En toen kwam Daniela.

Zij is onze nieuwe poetsvrouw, maar ze wil zich ook graag in de gesprekken mengen. Mijn vrouw en ik hadden het er aan tafel over hoe het water in de vijver weer tien centimeter gezakt was. Daniela zou eens gaan kijken, ze kende wel iets van die dingen.
Even later was ze terug en ze sprak: ''Duidelijk verdamping. Evaporatie. Gij vergeet dat het heel warm is, en dan verdampt water natuurlijk; allé, begiet die plant op uw terras nu eens, binnen een half uur staat die weer droog, da's toch logisch, verdamping.'
Daarbij bekeek ze ons met een blik van: zo lang naar school geweest en nog zo stom.
Vooruit dan maar, verdamping.

Een volgende keer was mijn vrouw aan het zaniken dat we zelfs geen waterpest op onze vijver konden houden, de meest enthousiaste groeier die God ooit geschapen heeft.
En Daniela sprak: 'Zijt blij, zijt blij. 't Heet niet voor niks waterpest, hè. Ene kameraad van mij, die heeft ook een vijver, ene hele grote, nog veel groter dan die van u; wel, die heeft eens een paar slierten waterpest gekregen, van zijn bloedeigen broer dan nog, en een paar maanden later was er van die vijver niks meer te zien, allemaal waterpest. Ge zaagt gene vis meer, geen waterlelie, niks. Allemaal waterpest. Mijne kameraad heeft eens goed gevloekt en toen zo'n baggerdinges laten komen, da heeft hem nog stukken van mensen gekost. Zijt blij.'

Zo hadden we het nog niet bekeken, wij zagen onze vissen tenminste nog en wat ben je met een overvolle vijver als die vol waterpest ligt.

Daniela inspecteerde nu iedere week onze vijver en op een keer zag ze dat de krabbescheer het niet goed deed. Ik keek een beetje mistroostig en zei dat ik die van vrienden gekregen had, maar dat ze bij ons niet wilde aanpakken.
En Daniela sprak: 'Ik ken dat niet, krabbescheer, maar ge ziet zo dat het iets is uit de warme landen, dat groeit hier niet; schoon vrienden dat gij hebt, stoefers. Ga bij hen maar eens kijken, dat groeit bij hen ook niet. Ga maar eens kijken, enfin, ge kunt u de moeite besparen, want als ze weten dat gij komt dan gaan ze raprap naar de markt om zo'n krabbelaar te kopen en dat gooien ze dan op hunne vijver, stoefers dat zijn het, niks anders. Ik maak nu al dertig jaar schoon, ge moet mij de mensen niet meer leren kennen, ik weet en zie alles. Allé, iets heel stoms nu, en ik zou dat eigenlijk niet mogen zeggen, hè madame en meneer, maar als die mensen waar ik schoonmaak het nu, allè, 's nachts of 's morgens gedaan hebben, ge weet wel, ewel, da weet ik, da zie ik aan hun ogen.'

Toen Daniela weg was, schoot mijn vrouw in de lach en ze zei: 'Die viagra, pak die in het vervolg maar op dinsdag.'

Daniela komt op woensdag.

donderdag 28 april 2011

mannetje

Ik zie hem vrijwel dagelijks staan aan de Delhaize, een schriel mannetje, plastic zak met wat kleine boodschappen in de hand, uitdrukkingsloos voor zich uitkijkend (starend?), wat sjofel gekleed, te warm voor de zomer, te koud voor de winter, een kale kop omcirkeld met lange slierten lang, vrij vettig haar.
Hij staat er. Te wachten? Dan toch op niets blijkbaar, een bus neemt hij niet.
Ik heb hem al in beweging gezien, langs de drukke weg die er ligt; het is geen wandelen, het is geen strompelen, het is iets ertussenin, een tred die bijna gestuurd lijkt.
Nooit kijkt hij naar iets, niet aan de Delhaize, niet onderweg; hij kijkt niet vooruit, hij kijkt niet naar de grond.
Ik zie hem nooit ergens buitenkomen, ik zie hem nooit ergens binnengaan, het lijkt of hij er altijd gewoon is, staand of zich voortbewegend. (Er is iets mis met zijn linkerhand.)

Ik zie sloten alcohol, maar er is daarvoor geen enkele aanleiding; er zitten geen blikken of flessen in zijn plastic zak, hij staat niet onzeker op de beentjes, hij waggelt niet. Hij is er, eenvoudig.
Ik voel altijd een scheut medelijden. Waarom eigenlijk? Omdat hij schriel is? Omdat hij niet naar mij kijkt? Omdat hij niet doet wat ik veronderstel dat een mens moet doen (en wat is dat dan)?

Hij zegt me iets, maar ik weet niet wat.

woensdag 27 april 2011

heerlijk

Wee, o wee, de vrouw die dezer dagen een moestuinierende man in huis heeft. Zij zal het dansen op een slappe koord tot in de perfectie moeten beheersen of er wachten haar donkere dagen met een immer mokkende huisgenoot.
Het begint met sla.
Het is opletten geblazen van omstreeks half maart.
Hij heeft de eerste zaadjes nauwelijks in de grond gestopt, maar zijn fantasie heeft de realiteit al bij de staart.
Mevrouw, om eerste schermutselingen te vermijden laat je vanaf nu de sla best in de winkelrekken liggen.

'Hebt ge nu nog sla meegebracht, ge weet toch dat ik al bijna sla heb, veel betere.'
'Dat is toch nog een beetje vroeg, schat.'
'Het is nog efkes, ja, maar ge moet nu al dat geld toch niet uitgeven aan die brol, 't is just schuurpapier. Gij zoudt iedere dag sla meebrengen en als mijne sla goed is, dan zijt ge het moe; dan is het van: toch niet weer sla. Dat is begot toch ieder jaar hetzelfde, moet ik al die schoon, malse kroppen aan de kiekens geven misschien? Of aan uw ma, die heeft mijne kop nog niet gezien, of 't is van 'hebt ge me gene krop sla', kan die haren eigen sla niet kopen, de gierige pin.'

Mevrouw, breng mee wat je wil, al zijn het voederbieten, maar laat de sla waar hij is, de kans dat hij erom vraagt is uiterst gering.

Half april, D-day nadert, zijn zaad heeft zes blaadjes geworpen en hij is al daar met zijn sla.

'Is dat niet wat vroeg, schat?'
'Hoezo vroeg? Moet ik wachten tot hij doorgeschoten is? Het is toch nooit goed. Eerst zit ge te zagen over sla en als er dan sla is, dan is het ook niet goed. da's hier altijd hetzelfde.

En dus worden de blaadjes verorberd.

'Hoe vindt ge hem?'
'Wie? Mathias?'
'Mathias? Hoezo Mathias? Welke Mathias? Mijne sla godverdomme.'
'Oh, pardon, goed.'
'Hoezo goed? Gewoon maar goed?'
'Neenee, heel goed. Echt waar, héél, héél goed.'
...

'Heerlijk.'

dinsdag 26 april 2011

geil

Er zijn geen mooie woorden en er zijn geen lelijke woorden en toch vinden we bepaalde woorden mooi en andere lelijk.
 Het is subjectief.
Nu zal je zeggen: dat weet ik ook wel, als je echt niks beters te doen hebt dan dat soort onzin uitkramen, sluit dan je computer af en ga de plantjes water geven.
Wacht even, er komt seks, en dat werkt nog altijd, ondanks alle mogelijke overkill; zet een frisse borst op je frontpagina en je krant is nog steeds uitverkocht.
We zijn dan wel geen Romeinen, we zijn wel rare jongens.
En toch is er iets raars aan de hand; voor onze elementaire behoeften hebben we doorgaans genoeg woorden die mensen mooi kunnen vinden, behalve in 'de seksuele sfeer'.
Over eten kunnen we praten in lyrische bewoordingen, het zal behoorlijk Frans klinken, maar alla, je kan erbij wegdromen.
Probeer dat maar eens met seks.
Je zal maar het slachtoffer zijn van een zin als: 'Ik sta heet en wil je neuken'; zo iemand sla je toch de hersens in met een pikhamer, zelfs al is het je eigen man.
Het krioelt van de stomme en lelijke woorden in 'de seksuele sfeer'
Word jij hitsig van 'masturbatie' (uit het bankwezen), 'poepen' (stront aan de knikker), 'naaien' (voor de missies),  'kut' (cinema), 'het penseel van de liefde' (idioot)?
Maar het allerstomste en allerlelijkste woord vind ik 'geil'. Wat een woord. Mij doet het denken aan een garnizoen soldaten dat na een veertiendaagse viagrakuur in de woestijn neerstrijkt in een loods waar de verlepte hoeren tot aan hun enkels in het zaad staan en de doodgemepte én levende dikke, zwarte bromvliegen de muren sieren en helemaal niet aan een ranke deerne kroelend in het malse gras onder een sterrenhemel van eeuwig geluk.
Wij willen blijkbaar gestraft worden voor ons zondig gedrag en omdat de Heer wel wat beters te doen heeft kastijden wij onszelf via onze woordenschat. Het ligt wel goed, maar het klinkt vreselijk.

P.S. Over 'lul' zullen we maar zwijgen, zeker.

P.S Ik zie één uitzondering: poes(je). En dat moeten we dan nog bij de dieren gaan halen.

man bijt hond

Iedereen kent het programma 'Man bijt hond', maar niet iedereen weet waar de titel op slaat. Zo'n 25 jaar geleden schreef een mediakenner een artikel met als titel 'Man bijt hond of wat is nieuws'. De auteur zei - terecht overigens - dat het ongewone een van de kenmerken van nieuws is. Hond bijt man is gewoon, man bijt hond is dat niet. Minister X ontbijt op woensdag, dat zal wel,, minister X verslikte zich woensdag tijdens het ontbijt in zijn lichtgekookt eitje en overleed schielijk, kom zoiets tegen.

Maar de tijden veranderen.

Een hond die vandaag bijt, en zeker als er een streepje bloed bij komt kijken, haalt de frontpagina en in een moeite ook de eeuwige jachtvelden. Het zal hem leren.

Om je erop voor te bereiden zal ik eens even schrijven wat je morgen in de krant kan lezen.

'Groot waren de verbazing en het afgrijzen van de achtjarige Bram toen hij plots oog in oog stond met de driejarige Kimberly, een bruine labrador. Het beest kwispelde weliswaar met de staart, maar volgens een opmerkzame buurvrouw was er ook duidelijk gegrom te horen. Een milieuactivist die even verder in een tentje woont, zei achteraf dat het gegrom van een voorbijrijdende brommer kwam.
Hoe het ook zij, toegesnelde buurtbewoners konden Kimberly in bedwang houden. De politie kwam ter plaatse, Kimberly kreeg een spuitje, de eigenaar van Kimberly werd opgepakt voor verhoor en zo keerde de rust weer in de anders zo vreedzame Rechtstraat te Alken.
Achteraf werden in een straal van vijf kilometer rond de plaats van het drama alle honden gecontroleerd op het dragen van een chip; vier hadden er geen en dienden te worden afgemaakt: een dwergpincher, een poedel, een pekinees en een rottweiler.
De buurt reageerde vooral opgelucht omdat de rottweiler Wannes werd afgemaakt; de hond lag weliswaar altijd aan een ketting, maar een ongeluk is snel gebeurd, zo reageerde men in de uiterst vreedzame buurt, waar zelfs niemand een wapen heeft.
De milieuactivist is ondertussen nog steeds spoorloos.'

zondag 24 april 2011

de fietsende mens (1)

Ik woon in een heel fietsrijke buurt. En de fietser heeft mijn sympathie, ik zal altijd galant voor hem en vooral haar stoppen en als het even kon zou ik hen zelfs eigenhandig naar de overkant helpen. Het is die confrontatie met de hulpeloze die mijn interesse voor de fietsende mens heeft aangewakkerd, zonder het te beseffen leggen ze hun ziel bloot.
Zeg nu zelf. Je stopt. De fietser steekt over. Meteen zie je wat voor vlees je in de kuip hebt (en eventueel wel eens eventjes zou willen bewerken). Regelmatig gaat de hand (of het handje) omhoog om je te bedanken. Daar kan ik als automobilist wel mee leven, ik voel me een goed mens. Je hebt ook fietsers die gewoon oversteken, ze kijken even of je wel echt stopt en zijn dan weg. Normaal gedrag van twee kanten, niets aan de hand, maar je zelfvoldaanheid wordt er niet door aangewakkerd.
Maar. Er is een derde, vooral mannelijke soort. Hij kijkt je aan met een blik van 'had nu eens niet durven stoppen, smeerlap'. Kijk, daar krijg ik het van, dan moet ik me vreselijk bedwingen om niet alsnog vol op de gaspedaal te gaan staan. De gevolgen zijn wat ze zijn.
Ik word zelfs al kwaad achter de computer.

Van fietsende koppels kan ik genieten, ze zijn gefundenes Fressen voor psychologen. Bijna altijd zie je in één oogopslag hoe het zit met de relatie.
Heel vaak kan je het volgende aanschouwen: hij fietst drie à vier lengtes voor haar uit, de kop in zijn meest verveelde stand (ik kan véél sneller, maar ja, heb zoiets maar bij), ongetwijfeld dromend van betere tijden; zij, rood aangelopen, de blik twijfelend tussen verongelijktheid en schuldgevoel, niks te dromen, het is harken geblazen.
Heerlijk, ze konden niet duidelijker zijn.
Ik geniet ervan.
 Als wij gaan fietsen rijdt mijn vrouw gewoonlijk voorop.
Hallo, psychologen.

zaterdag 23 april 2011

goeie dode

Ik denk dat ik een goeie dode ga zijn, want ik slaap doodgraag. Enfin, het is natuurlijk niet het slapen, het gaat om die paar minuten, de seconden, voor ze komt, de nacht. Je voelt dat het niet lang meer kan duren, het komt, nog even willoos wachten.
Op sterven liggen moet zalig zijn.

opa

De kinderen van de buren rennen, roepen en spelen in hun tuin, hun wereld. Naakt. Opa, te dik gekleed, kijkt toe en denkt er het zijne van, namelijk: dat moet toch plezant zijn.

vrijdag 22 april 2011

voordeel

Het voordeel van kanker is dat iedereen plots vriendelijk tegen je is.
Maar je mag natuurlijk niet genezen.