dinsdag 31 mei 2011

overpeinzing

Dood gaan we allemaal.
We weten het ook allemaal.
En we willen het allemaal zo lang mogelijk uitstellen.
Waarom eigenlijk?

Onlangs las ik in de krant een bericht over een brand in een bejaardentehuis.
Een 87-jarige non getuigt: 'Nooit in mijn leven ben ik zo bang geweest.'
Bang voor wat?
Als ik een 87-jarige non was, zou ik denken: 'Vooruit, laat de rook maar komen, dan ben ik eindelijk bij de Heer.'
Maar daar willen ze blijkbaar helemaal niet zijn.
Vreemd.
Het eeuwige leven, daar dromen ze van, maar niet vandaag.
Waarom niet?
Morgen een nieuwe pamper en iemand die me pap inlepelt?

Ik kom, familieshalve, regelmatig in een bejaardentehuis.
En wat zie ik? De overlevers.
Ze hebben niet gerookt, ze hebben niet gedronken, hun voeding, de juiste, was hun heilig.

En daar zitten ze, hangen ze, te kijken, te staren, wachtend op de enig warige.

dinsdag 24 mei 2011

aansteker

Ik rook, ik geef het toe; vandaag lees ik in de krant dat het roken in de parken van New York en op enkele pleinen aldaar verboden wordt.

Ik heb daar een beetje over nagedacht en ik ben tot de conlusie gekomen dat ik er niet echt een mening over heb; ik begrijp het en aan de andere kant denk ik: moet de hele wereld worden zoals Singapore, waar kauwgom kauwen in het openbaar verboden is.

Dan heb ik meer begrip voor onze hond Wannes die in zijn leven al zo ongeveer alles kapot gebeten heeft wat maar enigszins kapot gebeten kan worden, alleen mensen, daar begint hij niet aan

Hij heeft een voorkeur voor zachte materialen, stenen en aanstekers; die aanstekers, vreemd, bijna alsof hij me iets verwijt.


Hoeveel aanstekers Wannes in zijn leven al kapot gebeten heeft kan ik bij benadering niet zeggen, maar we praten in dezen over honderdtallen.

Nu moet je weten dat ik tuinier en door het simpele feit dat ik rook, heb ik vaak een aansteker in het bovenzakje van mijn hemd.
Iemand die tuiniert, buigt zich vaak voorover, daar speelt zich veel van zijn werk af.
Hoeveel aanstekers ik zo al heb verloren kan ik bij benadering niet zeggen, maar we praten in dezen over honderdtallen.

Wat gebeurt vandaag?

Ik zit te verpozen bij een kop koffie, wil een sigaartje opsteken, geen aansteker meer in dat bovenzakje.

Van verre komt Wannes afgewandeld, duidelijk niet gehaast, komt aan het einde van zijn tocht naast me zitten, bekijkt mij (met medelijden?) en laat een aansteker, ongeschonden, uit zijn muil vallen.

Daarna wandelt hij rustig heen.

zondag 22 mei 2011

eerlijk zijn

Zoals iedereen heb ik kennis genomen van de affaire met de bisschop van Brugge.

Pek en veren, hij weet er alles van.
Zet hem op de markt van Brugge en hij wordt gelyncht, geen twijfel mogelijk.

Ik praat niet goed wat hij heeft gedaan en ik vind hem, voor zover je iemand kan beoorden op televisiebeelden en krantenartikels, niet iemand die mijn dagen zou kunnen verheugen.
En zeker niet iemand die tegen mij mag zeggen: Ga heen, en zondig niet meer.'

Hij is wél het slachtoffer van een systeem en hij, duidelijk niet zo slim, is er in alle tijden en wijzen ingetuind.

De maatschappij heeft zélf dat soort mensen gevraagd, gecreëerd.

Voor de aardigheid vergaten we dat zij ook mensen zijn.

Dat neefje van hem is een veel grotere bandiet, hij heeft de bisschop van Brugge jarenlang schaamteloos afgezet.

Hoelang was die man bisschop voor dat ineens ondraaglijk werd?

Iets over gelezen?

Toch vreemd, hij is jarenlang bisschop en ineens, hopsakee, ik citeer: 'Een ondraaglijk gevoel als je bedenkt wat hij mij heeft aangedaan.'

Was het ezeltje uitgemolken?

Goed dat niemand dit leest, ik hoef geen pek en veren.

zaterdag 21 mei 2011

Introspectie, 2

Het kan raar zijn, maar het is allicht ook waar.

Een mens is het kwetstbaarst in zijn edele delen.

Die edele delen zijn de dingen waarin de mens dènkt goed te zijn.

Zeg bijvoorbeeld nooit tegen een leraar dat hij niet kan lesgeven.

Laat een schrijver in de waan dat hij kan schrijven.

Zeg nooit tegen een profvoetballer: 'Heb je de trainer niet zien lachen.'

Vraag niet aan een huurmoordenaar of hij een tweede poging wil wagen.

Eis niet van de geynocoloog dat hij vooraf een bewijs van goed gedrag en zeden voorlegt.

Ga nooit naar een dierenarts.

De belangrijkste edele delen zijn die van een acteur; nooit kritiek geven op die mensen, je gaat je er een hele hoop moeilijkheden mee besparen, zeg nooit en ik meen het, nooit, tegen een acteur/actrice dat zij/hij slecht gespeeld heeft. Ik denk dat er geen grotere fout mogelijk is. Je vertelt tegen die leraars en voetballers wat je wil, dat zijn uiteindelijk verstandige mensen, zeg niet tegen een acteur/actrice dat zij/hij slecht gespeeld heeft.

Ik zal je ook zeggen waarom.

Dat kan niet, de wereld kan vergaan, en de scheepjes erop ook, maar zij slecht geacteerd hebben, komt niet voor.

Introspectie

Ik heb een hoge pet op van Bart de Pauw, ik vind het een uitstekende televisiemaker, 'Het geslacht De Pauw', geef toe dat was toch televisie, waarvan je dacht: daar koop ik een televisie voor.

Hoe kan dan zo iemand een absoluut misbaksel als 'De kazakkendraaiers' op de wereld loslaten?

Hoe kan iemand die zo goed is, soms zo slecht zijn?

Ik leg verbanden, maar waarschijnlijk heb je die zelf ook al gelegd.











ba

liegebeesten

Ik heb gisteren per ongeluk gekeken naar een programma dat over dieren ging.

Een dierenpsycholoog die waarschijnlijk meer verdient dan jij en ik (en als je niet teveel kinderen hebt, je hele gezin) samen, was de gast.

Hij werd uitgenodigd in dat programma, en je zag het zo, hij was daar enorm trots op, hij was uitgenodigd in dat programma om te praten over dieren.

Dat was mij duidelijk bij het begin van het programma. De presentator zei: 'Wij hebben een dierenpsychiater uitgenodigd in onze studio.' Zo wist ik het.

Hij glunderde, hij kwam uitleggen wat het fundamentele verschil is tussen mens en dier.

Hij, ik schat hem toch goed voor 300 euro per uur, zei, glunderend, dat het belangrijkste verschil tussen mens en dier is dat dieren niet kunnen liegen.

Ik was helaas niet in de studio, mijn hond Wannes trouwens ook niet.

Als wij er wel geweest waren, dan kon ik ter plaatse bewijzen dat zijn honorarium belachelijk hoog was, verplaatsingskosten, tot daar aan toe.

Neen, eigenlijk zelfs dat niet, want hij loog.

Dieren kunnen niet liegen?

Zij kunnen het beter dan jij en ik en je hele kindertuin samen. Ze doen niets anders.

Heb je beesten?

De onnozelste parkiet lacht je uit terwijl je erbij staat.

Jozef

Laat hem niet verloren gaan.

Ik heb in een interview met Mathias Schoenaerts gelezen dat Jozef van den Berg bij hem, bij zijn vader, Julien, kind aan huis was.

Het verwondert me niks.

Geniën, ze vinden elkaar.

Doe eens een poging om op een of andere manier 'Moeke en de dwaas' van die man te pakken te krijgen. Ik vrees alleen dat het je niet zal lukken, het was een solo-theatervoorstelling.

Het was niet gewoon goed, het was geniaal.

Ik heb die voorstelling op video gezien, en ze toonden hoe hij na de voorstelling, in de coulissen, nat van het zweet, een glas water kreeg aangeboden.

Weet je wat hij vroeg?

'Was het goed?'

zinnen

Als je iets schrijft, wat is dan de bedoeling?

Een leek, een niet-schrijver, zal denken: stomme vraag, gelezen worden natuurlijk.

Nee, beste niet-schrijver, je dwaalt, het enige wat een wel-schrijver wil is een echt briljante zin schrijven, ik kan het niet, ik geef het toe.

Wie het dan wel kan? Gabriel Garcia Marquez, die kan het.

Ik zal er eens een paar citeren, en als je ze maar niets vindt, wil je dan asjeblieft nooit, maar dan ook nooit, niet woordelijk, niet lijfelijk, niet schriftelijk, contact met mij zoeken, vergeet mijn adres, vergeet dat ik besta, ik zou zelfs zeggen ga heen, maar dat vind ik nu weer iets (niet veel) te pretentieus mijnerzijds. Weet je wat: ga een beetje uit mijn buurt, tien meter voorbij het roodborstje, of ben je niet mee?

De grote Gabriel Garcia  Marquez sprak aldus (let op, beste niet-lezer, die man bestààt, denk vooral niet dat ik in mijn grenzeloze eigenwaan een pseudoniem (dat is een schuilnaam, een naam die je verzint als je denkt: van mij zijn ze beter gewoon) verzin.)

Het leven is kort, dat is alom bekend. Raar is alleen dat we de term 'kort' alsmaar anders gaan invullen.

Kort is niet meer wat het geweest is.

Vroeger was 'kort', ach, laat het.

Geef mij Marquez.

Je doet met je leven uiteraard wat je wil, maar als je op je negentigste (of zoiets) je hoofd eindelijk neerlegt, wil je dat niet doen zonder 'Kroniek van een aangekondigde dood' van Gabriel Garcia Marquez gelezen te hebben?

Het heeft twee voordelen.

1. Je kan je hoofd neerleggen en denken: er was toch iets de moeite waard.

2. Ik hoef niet te citeren, veel komt uit dat schitterende, schitterende boek.

ga en verdwijn

Ik heb ooit toneel gespeeld.

Ik heb ooit gespeeld in 'Het haar van de hond' van Hugo Claus.

Ik moet toegeven, ik was niet goed.

De anderen wel, ik, helaas, ik was barslecht.

De volgende dag stond in een gezaghebbende krant, ik citeer: 'Jongen toch, er bestaan toch ook andere hobbietjes.'En gelijk had hij/zij.

Ik heb me daarna gestort op hele andere dingen.

Ik moet wel één ding nog kwijt, in dat stuk 'Het haar van de hond' van Hugo Claus, moest ik opkomen en ik moest één zin zeggen:

's Nachts rusten meest die dieren
ook mensen goed en kwaad
maar ik moet eenzaam zwieren
en kruisen hier de straat

Ik was echt niet goed, maar die zin, amai.

Claus heeft hem overigens gepikt van Bredero.

vrijdag 20 mei 2011

en nu?

Als ik de wereld zou kunnen herscheppen, wat zou ik dan redden van de ondergang? De dwergpapegaai, dat is wel duidelijk, ik denk dat daar geen discussie over kan zijn. De dwergpapegaai, de grootste onnonzelaar onder de gevogelten, als die moet sterven, wel, dan ik eerst. En dat zeg ik niet zo snel.

En dan, wat houden we nog in leven? Ik denk, een mol die kan zien. Of heb jij een beter idee?

Ik zou hem/haar laten copuleren (sorry voor het woord) met een mol die niet kan zien. Ik ben benieuwd.

Een beest dat ook absoluut moet blijven leven, is onze Wannes.  Een rottweiler! Een beest,  een beest! Vijf kindjes heeft hij opgevreten (wel allemaal boven de 16 jaar, voor de goede orde.)

Maar dood, hè, je kon daar zoveel tegen zeggen, iets in de trand van: Wannes, zou je dat nu wel doen?Geloof je dan niet in een god? Het hielp niet, hij bleef maar bijten.
Ik heb hem eens de beginverzen van het Oude Testament voorgelezen: 'In het begin schiep God hemel en aarde.'

Tja, als je toch niet beters te doen hebt.

Helpen deed dat niet, Wannes bleef maar bijten.

Maar wie of wat of waarom, ik weet het niet, als ik iets graag in leven wil  houden, god asjeblief, het roodborstje.

Ik weet echt, echt niet waarom dat beestje me zo fascineert, ik vind het een wonder der schepping, en dat zeg ik, god is mijn getuige, met tranen in de ogen.

Heb je mijn tranen ooit gezien?  Bespaar je het leed van het aanschouwen.

Marcus, veel te veel verzen.

Negatief?

Mijn vrouw zegt dat ik wel een beetje, let wel, een beetje,  kan schrijven, maar dat ik te negatief ben.

Dat geef ik toe.Tenminste, als je het hier plezant vindt.
De wereld dus, vind je die nu zo plezierig?
Ik alvast niet.
Weet je wat, hou de wereld, en ik had er bijna bij geschreven: en mijn vrouw erbij.
Maar dat meen ik niet, daarvoor zie ik haar veel te graag.

Ze gelooft het alleen niet.

Een vraag

Waarom zou iemand die foute zaken heeft uitgespookt toch niet nog een goed mens worden? Ik vraag het me af, ik ken zo iemand.

 Hij was zo fout als iemand dat kan zijn, en hij heeft het zijn hele leven met zich meegedragen. Het heeft zijn leven verpest van zijn 15de tot zijn 82ste.
 Keek je hem in de ogen, dan zag je: ja ik weet het, ik beken.'

Iedereen wist het, niemand verweet hem iets, behalve hijzelf.

Het was mijn beste vriend, iedere keer ik hem zag, brak mijn hart, een beetje, je weet hoe dat gaat, we hebben allemaal onze beslommeringen.

Maar altijd die dode ogen, altijd die dode ogen, veel en veel te lang.

Altijd die dode, dode ogen.

kijk

Kijk, dat zou ik nu eens plezierig vinden, als iemand zou zeggen dat ik iets kan; Ja, men heeft me ooit gezegd dat ik goed kon schilderen.
Maar dat was niet waar, ik kan helemaal niet goed schilderen.

Wat kan ik dan wel?

Helaas, niks.

Ik kan echt niks.

Echt, ik kan niks.

Jij wel?

Niet geleefd?

In een vorige blog heb ik het gehad over de niet levende mensen. Nu wil ik mij dezen verontschuldigen bij de niet levende mensen, zij hebben die kritiek niet verdiend.

Ja, kijk, je kan veel zeggen over niet levende mensen, maar braaf zijn ze! Heb je al ooit een niet levende pedofiele medemens gezien (je kan hem niet zien, daarom is het een niet levende medemens, enfin, Marie-Thérèse, je snapt dat toch.)

Een niet levende medemens onderscheidt zich van de wel levende medemens door het feit dat hij/zij veel verstandiger is. Mark my words Marie-Thérèse, beyond all words.

Een niet levende mens weet wat hem bespaard blijft. Daarom is een niet levende mens veel verstandiger dan een levende mens. Ik heb niks tegen sommige levende medemensen, maar asjeblief niet teveel ineens.  Een, twee, pakweg vier medemensen kan ik wel verdragen, maar hou dan maar op.

Geef mij maar een roodborstje.

God, geef me een roodborstje zoals ik dat heb gezien, gisteren, met ogen, ik zeg niet dat je niks kan, maar die perfectie, god, sorry, maar met alle respect, daarin schiet je tekort.

Doe een poging!

Go for it! Lamzak!

bericht aan de reizigers

Je leeft, dat is duidelijk. Stel dat je niet leefde, tja, dan kon je dit ook niet lezen. Pas op hoor, ze bestaan, dat noemt men de niet levende mensen. De niet levende mensen noemt men normaal niet levende mensen. Zo is dat, ik kan er ook niks aan veranderen. Zij heten niet levende mensen.

Nu zal een geschift brein zoals dat van u ('je? dich?  you,? liesbet zeg het mij!), van mij bedoel ik,  zich eens vragen stellen.

Nu is mijn brein in vrijwel niets goed, behalve in vragen stellen.

Ik had dat als kind al. Vragen dat ik kon stellen! Je gelooft het niet!

Mijn moeder zei dikwijls: 'Schei toch uit met vragen te stellen!'

Maar ik kon het niet laten, ik bleef maar vragen stellen.

En zo is dat gebleven tot de jongste dag.

belofte

Ik beloof plechtig dat ik eens een blog ga wijden aan het krapuul dat héél lang wil leven. Als ze al kunnen lezen, ze gaan er niet goed van zijn. Ik haat ze, met een tomeloze haat, enfin, hater dan deze haat zal je in dit zwerk niet aantreffen.

Wat is er in godsnaam, vooral die,ja, prettig aan oud worden? Zeg het mij, leef het mij voor.
Wat ga je doen, zeg me eens onbeduidend, nietig kwalletje, wat ga je doen?

Ik twijfel er niet aan, ik zal dood zijn voor vele anderen.
En het kan me geen fluit (inside joke) schelen.

Nu we het daar toch over hebben: Marie-Thérèse vroeg me daarstraks  hoeveel honden we hebben.

Ik zei: 'Een.'

Het is goed met haar, maar ze mag voorlopig geen bezoek ontvangen.

Mensen

Mensen, je kent ze. Je bent ze misschien al moe gekend, je bent niet de enige.

Ik heb bitter weinig sympathie voor de soort, maar alla, de goden moeten hun getal hebben.

Nu en dan denk ik wel eens.

Een onlangse gedachte was deze: waarom willen die krengen zo oud worden?

Geef het toch toe, we zijn allemaal verliezers, of ga jij eeuwig leven, misschien?

Maar, hoho, tachtig willen we worden, op zijn minst!
Oh ja, zeg mij eens waarom?

Ik wil onmiddellijk sterven als ik een zin uit de kuiten kan slingeren die de eeuwigheid trotseert.

Maar dat kan ik niet.

Jij wel?

koekoek

Niemand heeft hem ooit gezien, maar hij bestaat wel: de koekoek. Het is een vogel. En je buurman, dat natuurlijk ook. Weet je trouwens dat koekoeken paren dat het een lieve lust is. Ik verzin het niet, hè, het staat in de dierenencyclopedie, pagina 69: 'De koekoeken, zij paren dat het een lieve lust is.' En nu jij.
(De auteur vond zichzelf waarschijnlijk grappig, paren-lust, haha, de idioot.)

Maar het staat er.

Pagina 69, en ook dat verzin ik niet, komaan hè, voor een koekoek.
Zie je dat beest al, ach nee.

Geef mij maar een roodborstje.

In tegenstelling tot de meeste medekwallen dezer aarde denk ik hierbij alleen aan een aandoenlijk, lief klein vogeltje. Zoiets waardoor je warempel in een god zou gaan geloven. Ik vind het zelfs een verschrikking dat het arme diertje in verband wordt gebracht met aardse praktijken die niet in het zwerk plaatsvinden.

Een roodborstje hoort op twintig meter afstand, rondkijkend alsof het leven fijn is, babbelend met een vette houtduif, zich nog niet bewust van de gevaren.

Daar hoort een roodborstje.

De wereld

Kijk, de wereld, de aarde dus, is rond. Je kan zeggen, ik had het liever een beetje anders gewild, zo ongeveer als mijn Marie-Thérèse, helaas ik moet je teleurstellen, tot nader orde is de wereld rond.  Hij is wel plat geweest, dat weet je nog wel, in bijbelse tijden. Je gelooft het niet, hè.? Ja, plat, gewoon plat. Nu vinden we dat om mee te lachen, maar serieus, hij is ooit plat geweest, die wereld van ons. Nu moet je al iets kunnen om van plat rond te worden. Het is niet iedereen gegeven, zeker onze Marie-Thérèse niet. Ik bedoel, je moet het maar doen, je ligt daar, plat, miljarden en miljarden jaren, tja, wat is daar nu aan, plat is maar plat, nietwaar. Plat. (Tussen haakjes, ik ken vrij veel woorden, maar plat, sorry, het kan mij genenderwijle begeesteren.) Dat moet de wereld, de aarde dus, ook gedacht hebben. En hij dacht: als ik nu eens rond zou worden? Neptunus, zo plat als een vijg, was enthousiast.

Nu moet je Neptunus kennen. Ik  zeg het niet graag, maar het was een pedofieltje van het zuiverste water. De aarde, de wereld dus, daar lustte hij wel pap van, tenminste rond, niet plat.

En kijk, de wereld, de aarde dus, werd rond.

Nu moet ik wel toegeven dat de aarde dat niet erg vond  - of krijg ik nu dreigbrieven - ik wil alleen maar zeggen: rond worden. Al de rest, hé, ze doen maar, het gaat tenslotte om interplanetaire kwesties.
Laten we nederig blijven.

Over nederig gesproken, ik heb nooit iemand gekend die zo nederig was als Marie-Thérèse. Terecht overigens, ze is heengegaan door zichzelf per ongeluk met een hamertje op het hoofd te slaan, kan je nagaan.

Maar nederig! Je gelooft het niet, je zou haar nog in levende lijve moeten kunnen aanschouwen om het te geloven, maar dat kan helaas niet meer (vanwege dat hamertje).

Ze heeft de nobelprijs voor wiskunde gekregen.

Maar nederig! Ik ben haar achterneef, maar ik moet eerlijk zeggen, zo nederig ben ik niet, lang niet. Ik heb het dikwijls tegen haar gezegd: laat die wiskunde en leg je toe op de edele kunst der nederigheid.

Niet willen luisteren, hè.             

donderdag 19 mei 2011

goud

Je gelooft niet wat ik onder ogen krijg, jij zal het ook wel onder ogen krijgen, maar denken: de wereld draait door of ach, laat maar.
Je hebt groot gelijk.
Je hebt overschot van gelijk.
Je hebt overschotter van gelijk.
Neen, geen superlatief.
Zo goed klikt het nu ook weer niet tussen ons.

Ik heb gelezen dat ons goud ligt te verkommeren in onze nachtkastjes. Met de dringende vraag: ' Waarom het niet laten verkommeren in een ander nachtkastje.'

Tja.

Wij hebben thuis hoeveelheden goud, je gelooft het niet.

Oorspronkelijk hadden we zeven kinderen, de goudkoorts heeft er vijf het leven gekost.

De gruwel, je gelooft het niet.

De oudste is onzacht ontslapen toen Betje hem de hersens insloeg.

En zo is dat voortgegaan.

Betje leeft nog.

woensdag 18 mei 2011

kogels

Als uw woorden kogels waren, was ik al lang dood, heeft iemand ooit tegen me gezegd.

Iemand die dat ooit tegen me gezegd heeft ligt nu aan een of ander Egyptisch strand, in de armen van een veel te rijke Griek, die haar van het ene hoogtepunt naar het andere voert.

Een andere is lesbisch geworden en drijft nu met haar vriendin eenn handel in weefgetouwen. Sorry dat het niet poëtischer of grappiger kan, het is nu eenmaal zo.

Een andere is in de Maas gesprongen en er is sindsdien niets meer van haar vernomen.

Nog een andere heeft vier kinderen, met een kwal, je gelooft het niet.

Moet ik het ook hebben over die hete Marjan? Gestikt in mijn kogels.

Ach, laat maar.

reacties

Wil asjeblieft eens iemand reageren op mijn schrijfsels? Ik schrijf me de ziel uit het lijf, god is mijn getuige, en niemand, maar ook niemand vindt het de moeite om mij te laten weten wat voor een kwal en dommekloot ik wel ben. Behalve mijn vrouw, zij noemde mij een grapjas, en als er nu iets is wat ik haat, dan is het een grapjas genoemd te worden.
Je mag me vierendelen,  me in hele, hélé kleine stukjes hakken, mijn ogen met zuurkool uitspoelen, maar noem me geen grapjas. Noem me geen grapjas. Je heb toch een hart, dus: noem me geen grapjas.

Noem me geen grapjas.

Weet je wat , om het gesomber goed te maken, hier een gedicht van Gerrit Achterberg (vemoordde zijn hospita, zat daarom enkele jaren in een psychiatrische inrichting, met een héél groot park, echt hoor, het is niet de grapjas die spreekt).

Jachtopziener

Ik kwam in 't park de jachtopziener tegen
en vroeg hem naar de stand van het roodwild.
Hij draaide er om heen en trok verlegen
met een schoenpunt raadsels in het grint.

Ik was hem sinds zijn aanstelling genegen
en hij mij wederkerig goedgezind.
Waarom werd ik opeens geheel ontsteld,
of hij reeds maanden iets had doodgezwegen?

Er is dikwijls één meer dan ik tel,
zei hij bezorgd en keek me in de ogen.
Waanzin en waarheid lagen in de zijne
voortdurend voor elkander te verschijnen.
De bomen stonden naar ons toegebogen.
Toen klonk ginds op het huis de etensbel.


Er is dikwijls één meer dan ik tel, ik krijg er tranen van in de ogen.

En als je er niks aan vindt, laat het dan maar, laat mij dan maar.

Oh tijden

Frontagina van het onvolpreen Nieuwsblad, dinsdag 17 mei 2011, 1.10 euro: 'Trein vertrekt met mama (5), sorry, ik citeer verkeerd, kindje (5) blijft achter op perron.'
Op bladzijde vijf volgde een halve bladzijde, gewijd aan deze vermakelijke affaire, en je gelooft het of je gelooft het niet, maar daar kon je het volgende lezen: 'In Antwerpen-Berchem stapte Nikki Baert van de trein en sprak ze de treinbegeleidster aan. Die antwoordde sorry, ik had het niet gezien, want de trein was te lang. Komaan zeg. Iemand in het station heeft dan naar Antwerpen-Centraal gebeld, waar ze de security hebben laten zoeken. Twee mannen van de beveiliging zijn ons met Dries achterna gekomen. Mijn kindjes durven niet meer op de trein en slapen sindsdien bij mij in bed.'

Ik verzin het niet, hè, je kan het nalezen, Het Nieuwsblad, dinsdag 17 mei 2011. Bladzijde 5.
Die krant zou een collector's item moeten worden, maar is dat helaas niet.

Toen ik vijf jaar was zat ik in het eerste studiejaar en wedde met de meester wie het verste kon pissen.

Hij won.

Mijn ouders vonden het grappig.

maandag 16 mei 2011

bejaardenblues

Ik heb eens iemand horen beweren dat wie het bejaardentehuis had uitgevonden met een molensteen om de nek in de diepste der zeeën geworpen moest worden.
Hij doelde daarmee natuurlijk op die vervloekte wereld van weleer waarin de oudjes met veel liefde werden gekoesterd in de schoot van het gezin. En als het even kon met nog wat kippen, konijnen, geiten en renpaarden op het erf, vader die - oh, wat is die ladder hoog - kersen plukt in de boomgaard, moeder die de jongste spruit de borst geeft, de buurman die goedkeurend toekijkt en de rest van het jonge janhagel dat elkaar op de mesthoop kleurt met de oorlogskleuren, voor straks, op de immer groene weide..

En je zou zeggen: met de jaren komt het verstand. Vergeet het, om de haverklap (wat een mooi woord uit de boerenstiel) lees en hoor ik nog dat onze maatschappij kapot gaat aan ons egoïsme en als onmiskenbaar bewijs daarvan geldt het dumpen van onze oudjes.

Onze oudjes, leer ze me kennen; en ik veralgemeen, ik geef het toe, hun wereld verengt zich tot zichzelf, het is alsof ze in het zicht van de dood eindelijk beseffen dat je uiteindelijk alleen leeft en dus ook alleen sterft. Alles onderweg zijn toevalligheden, het had best anders gekund. Niemand is voor iemand geboren, je doet maar wat, achteraf geef je er een betekenis aan.

Midnight blues.

Over die oudjes heb ik het een andere keer wel.

vrijdag 13 mei 2011

afwijkingen

Mijn vrouw heeft een afwijking. Nu zijn afwijkingen een heel interessant studieobject. Ik ga ervan uit dat iedereen wel een afwijking heeft, dus wie geen afwijking heeft, heeft ook een afwijking. Klaar.
Maar wanneer is iets een afwijking? Stel dat je een man bent, het hoeft niet, het kan. Stel dat je vrouw je iedere morgen uit bed schopt als het tijd voor je is om het ontbijt klaar te maken.
Is dat dan een afwijking harerzijds? Of is het een afwijking jouwerzijds als je dan ook daadwerkelijk opstaat?
Dit geval kan ik ophelderen omdat mijn vrouw zegt dat alle vrouwen dat doen, een oud volksgebruik dat stamt uit de vroege middeleeuwen.
En wie ben ik om haar tegen te spreken, want - om het met Marcus Antonius te zeggen - zij is een eerbare vrouw.

De culturele entiteit speelt natuurlijk ook een grote rol; wat in de ene cultuur een afwijking is, blijkt in een andere spotgewoon.
Ik las deze week in de krant dat iedereen liegt dat het klettert en ik las ook dat Clinton ondanks de Lewinsky-affaire in de Verenigde Staten nog altijd een eerbaar man is, naar wie wordt opgekeken.
Hallo. Alsof dat zo vreemd is, alsof zijn gedrag afwijkend zou zijn geweest.
En hij heeft niet eens iets gedààn.
Trouwens, wie zegt dat Hilary hem niet verteld heeft dat hij voor dat soort operaties maar beter een beroep kon doen op het personeel. En dat, als het toch zou uitlekken (what's in a word) hij maar een beetje moest liegen en zij zou dan een beetje geaffronteerd reageren.
Of was het gedrag van Lewinsky zélf misschien afwijkend? Ik heb eens op een of ander terras heel toevallig een gesprek afgeluisterd tussen vier pronte dames die, aan een ijsje likkend, heel toevallig begonnen over een lewinskietje.
Toen een van de vier liet verstaan dat ze daar het grappige en/of plezante wel van zag, bekeken de drie andere pronte dames haar alsof haar hoofd ineens vol enorme, wit etterende puisten zat.
Ik bedoel maar.

(Tussen haakjes, het is vreemd, maar waar ik ook over begin te schrijven, ik beland blijkbaar bijna altijd in de onderste regionen; nog erger, ik heb al over blote kindjes geschreven, en dat is uiteraard des duivels in deze dwaze tijden. Nog een geluk dat blijkbaar niemand mijn schrijfsels leest.)

Mijn vrouw heeft dus een afwijking. Zij doet nooit een lade dicht. Pas op,  het is geen daad van verzet, een aanklacht tegen de besnijdenis van vrouwen in sommige culturen of zoiets, dan had ze de lades helemaal open moeten laten staan.
Neenee, zij doet ze altijd bijna dicht, nooit helemaal.
It's a mystery.
Zij van haar kant vindt het bijzonder vreemd dat ik de kinderen van de buren altijd een pak rammel geef als ze mijn bal niet willen teruggooien.

Een vrouw, ge kunt daar niet aan uit.

dinsdag 10 mei 2011

geweldig

'We hebben een mooi plan uitgewerkt', vinden de bevoegde instanties. Pas op, ik citeer letterlijk: 'We hebben een mooi plan uitgewerkt'.
Aldus sprak Roland Duchâtelet, schepen van mobiliteit, uiteraard in Sint-Truiden. Alle andere bevoegde instanties zijn het ermee eens: een voortreffelijk plan, om niet te zeggen: een schitterend plan.
Je hebt er ongetwijfeld ook over gehoord of gelezen, dat soort briljante plannen kunnen niet ongemerkt voorbijgaan, en ik weet niet wat jouw mond deed, maar die van mij viel open toen ik het las.
De chaussee d'amour in deze aparte stad krijgt een keurstrook in beide richtingen. Met andere woorden, wie eens graag naar de hoeren zou gaan, kan op die strook al aan het voorspel beginnen, rustig de aangeboden waren bekijken, eens terugdraaien, vrouwlief een stomp verkopen, het kan allemaal, dit is immers de pretstrook; links razen de eunuchen voorbij over de snelstrook.
Wie kan daar nu iets tegen hebben?
Ik.
Ik vind het van een domheid, die mij doet denken aan de verstandigste zin die ik gisteren las: dat we niet meer zijn dan een stelletje domme bavianen.
Een keurstrook om naar de hoeren te kijken, de bevoegde instanties zullen het wel hebben over meisjes van plezier of, nog erger, prostituees. Meisjes van plezier zijn het helemaal niet en prostituees horen in ziekenhuizen te werken, met een steriel mondmasker voor en latex handschoenen aan en een knuppel in de hand om het leger erecties neer te slaan.
Hoer, dat is tenminste een mooi woord, er zit iets in van woede en zelfbewustzijn, dat staat me wel aan.
Geef de prostituees maar aan de bisschoppen.

Ik dwaal af, terug naar de keurstrook.
Wie denken de bevoegde instanties te gaan terugvinden op hun jolige keurstroken? Hoerenlopers? Fruitboeren in hun 4x4 of op de tractor? Vaders die hun zonen willen ontgroenen?
Ben je gek. Nu kunnen de geïnteresseerden nog netjes opgaan in het verkeer. Incognito.
De keurstrook zegt het met zoveel woorden: ziehier de viezeriken; of denken de bevoegde instanties, Duchâtelet op kop, dat het provinciaal nest dat Sint-Truiden nog altijd is, opeens libertijns gaat worden?
Waarom hebben die hoerenkoten allemaal een goed verborgen parking ergens achterin? Al ooit een 4x4 voor een hoerenkot zien staan?
Op de keurstrook zal je zatteriken, flauwe plezanten, vrolijke jonge gasten, een controlerende pooier en een enkeling van héél ver aantreffen. En politie, uiteraard.
Het verkeer op de snelstrook draait in de soep, want daar rijden nog steeds de echt geïnteresseerden, aangevuld met een leger madammen (hun sukkel zit achter het stuur) die willen zien wie er op de keurstrook rijdt in de hoop, o hemels genot, iemand te zien die zij kennen.

De sukkels komen te laat, zij hebben hun orgasme al gehad.

maandag 2 mei 2011

vluggertje

Ik hou van de ochtendspits, mijn vrouw houdt meer van de avondspits, maar we zitten allebei graag in het verkeer.